Tangkahan, Bukit Lawang

Keurig op tijd geland in Medan. Maar helaas, er waren 20 koffers achter gebleven in Kuala Lumpur, waaronder de mijne. Er was blijkbaar te weinig ruimte omdat een club golfers voorrang kreeg. Enorme golftassen laat je natuurlijk niet achter, want ook hier is het gewoon nog een kak-sport, en rijke Indonesiers gaan toch nog voor witte toeristen blijkbaar. Zoals een goed bureaucratisch land betaamt, het lijkt Nederland wel, komen nu de formulieren. Twee uiterst secure maar trage mevrouwen van Malaysia Airlines vullen voor 20 mensen in ca. anderhalf uur de fomulieren in. Hoop op bezorging dezelfde dag werd de bodem in geslagen,omdat we helemaal in Tangkahan (4 uur rijden) logeren. Misschien morgen, anders 'zeker' in Bukit Lawang! Onderweg maar even wat ondergoed, t-shirts en een tandenborstel aangeschaft. Dan heb je jaren lang slim een verschoninkje in je handbagage meegesjouwd, deze keer moest dat wijken voor een paar extra boeken. Enfin, god straft onmiddellijk.
Het gedeelte van de groep dat wel een koffer had wachtte geduldig, evenals de reisbegeleider, Zufnal, een Minangkabauer die aardig Nederlands spreekt, autodidact met als materiaal 'Youtube'-filmpjes. De groep lijkt aardig relaxed, maar vrienden voor het leven zitten er niet bij, weet ik na drie dagen! Diverse klassieke elementen zijn voorradig. Zo is er de bekende groepslul (in dit geval een echtpaar) en iemand die standaard te laat is.
Tangkahan is fantastisch, de weg er heen dramatisch slecht. Het eerste stuk door Medan is nog redelijk te noemen, maar wordt ontsiert door Bali-achtige opstoppingen, dus heftige vertraging. De laatste twee uur voert ons over een bewust slecht onderhouden route door de palmplantage met een snelheid van ongeveer 15km per uur. Men beweert dat de plantageweg, die het midden houdt tussen een modderige, onverharde landweg en een door tropische regens geteisterde goedkope asfaltweg - corruptie? -, niet wordt onderhouden om illegale afvoer van de palmnoten te voorkomen. De politie kan het stelen van de oogst zo beter controleren. Deze weg wordt dan ook alleen gebruikt door de vele vrachtwagens die de oogst vervoeren, brommertjes van de lokale bevolking en een verdwaalde toeristenbus.
De plantage waar we eindeloos door hobbelen is ooit gesticht door de Nederlanders en in de 50-ger jaren genationaliseerd. Oude bomen, die te weinig opleveren worden systematisch vervangen door jonge aanplant. In tegenstelling tot de wegen ligt de plantage er picobello bij. Autochtonen mogen blijkbaar naast hun werk op de plantage koeien houden. En deze grazen het gras onder de bomen keurig kort.
Tangkahan, een opkomende toeristische attractie ligt op de grens van de plantage en een nationaal park. Hier begint het tropisch regenwoud echt, de oerwoudgeluiden komen je al tegemoet als je over de flexibele hangbrug over een aardig snel stromende rivier 'danst'. De ecolodge, Linnea Lodge, ligt spectaculair aan de rivier. Tegen de jungle aan zijn een aantal simpele bungalows gebouwd met een overdekt terrasje. Het geheel is basic, het restaurant uitstekend met uitzondering van de temperatuur van hun Bintang, en het personeel zeer aimabel. Dat kan niet gezegd worden van de muggen, binnen de korste keren ben ik volledig lek geprikt, het loopt namelijk al tegen zonsondergang. Enfin, dit hoort bij het tropisch regenwoud, helaas zit mijn DEET in de tas in Kuala Lumpur.
De volgende dag breng ik in gepaste luiheid door. 's Morgens gewekt door de oerwoud geluiden, ik werk wat aan de jetlag, een wandeling in de buurt, mijn eerste massage en nu wel koud bier, de electriciteit doet het weer; wie doet mij wat?
Een aantal sportievelingen geeft al een spontane bloedtransfusie aan de vele bloedzuigers tijdens hun eerste jungle tracking. Ik achteraf blij dat ik me kon verschuilen achter mijn verdwenen bagage, want om nu op teenslippers de bush in te gaan . . . . . . . . , ik heb mijn 5 liter dus nog!
In de loop van de dag, god lof, wordt boven verwachting, mijn tas bezorgd, dus heerlijk gemandied en verschoond!
De volgende dag vroeg op en na het afscheid wiebelend terug over de hangbrug en met 2 jeeps op weg naar Bukit Lawang. We gaan namelijk het gehele traject over plantagewegen, dit om kilometers en tijd uit te sparen. Halverwege knapt echter de wielophanging van 'mijn' jeep. Niet getreurd, dit is Indonesie, want ook in the middle of nowhere werkt de mobiele telefoon en een nieuwe jeep is snel geregeld, deze wacht ons op in het volgende dorpje. Weliswaar eerst 20 minuten in de zinderende hitte gelopen, maar het laatste stuk mochten we mee in de laadbak van een achteropkomende pick-up! Zo behulpzaam die Bataks!
Na een kopje koffie in een prachtige tuin door naar Bukit Lawang. Werkelijk een hemelsbreed verschil met Tangkahan. Dit dorp is gewoon een volwaardige toeristische attractie. Naast westerse eco-toeristen komt half Medan hier in het weekend recreeren en raft met rubberboten en autobanden joelend de rivier af. Zaterdagavond vermaakt men zich in een van de knetterharde disco's of karaoke's. Iets minder idyllisch dan het jungleconcert van Tangkahan!
Na een slechte nacht dus, want het discogeweld houdt mij uit de slaap, klaar maken voor mijn eerste tracking, op zoek naar de Orangoetans. Met 7 toeristen, een gids met assistent en 4 lokale jongens die iets hopen te verdienen met het verlenen van hulp bij moeilijke passages, vertrekken we om 8 uur in ganzenpas richting Leuser Gunungpark. Het schoeisel varieert van zware bergschoen (doorgewinterde wandelaar), via sportschoen (ik), rubber schoentje met noppen (gids) tot teenslipper (lokale helpers).
De Indonesische overheid heeft bedacht om met ingang van 1oktober jl., de prijzen voor vergunningen en top-attracties ruim te verhogen. Dat betekent dat ik voor 25 euro drie uur door de jungle ploeter, zonder garantie op Orangoetans.Gelukkig valt het mee, want na een uurtje stuiten we op een groep van 8 neven en nichten. Met zo'n 25 toeristen strijden we glibberend en glijdend om de beste posities voor het vastleggen van de Orangoetans. De gidsen doen wat verboden is, en lokken ten behoeve van Jan de toerist de prachtige dieren met bananen en wortels dichterbij. Beetje genant allemaal en toch wel erg dubbel, we hadden ook gewoon naar de voederplaats kunnen wandelen alwaar om 8.30 en 15.30 'legale' dierentuinpraktijken worden gebezigd. Maar goed, alles voor het behoud van deze primaten en hun habitat. We scoren verder onderweg nog wat 'white-hand' gibbons, een particuliere rubberplantage aan de rand van het park en een Thomas-leave monkey.
Tegen half een terug bij de lodge voor een overheerlijke soto ayam, een welbesteedde ochtend naar mijn idee. 's Middags nog even de toeristenmarkt in het dorp bezocht met de gebruikelijke toeristen koopwaar en wat 'gechild', de volgende ochtend extreem vroeg op en op pad richting Tobameer.

Overwinteren in Indonesie

Vanuit de MH19 praat ik jullie even bij.Vandaag vetrokken voor een half jaartje overwinteren in Indonesie. Uit respect voor de slachtoffers van de MH17 heeft men de vlucht vanuit Amsterdam een nieuw nummer geveven. Inmiddels zijn wij Oost Oekraine voorbij en geen raket gezien. Ik vlieg nu boven Afganistan op weg naar Kuala Lumpur, en van daaruit reis ik door naar Medan op Sumatra. Omdat ik mij terug heb getrokken uit het project van het Alfacollege om stagieres te coachen in het waterproject voor Wailisa op Seram heb ik mijn plannen bijgesteld. Ik was het getreuzel, geneuzel en de CDA kruideniersmentaliteit beu en kon en wilde niet langer wachten op duidelijkheid. Hopelijk gaat het uiteindelijk lukken de bewoners van het vluchtelingendorpje van hun fel begeerde verbetering van de watertoevoer te voorzien. Jammer van de 400 euro die ik al investeerde in twee reizen naar de Molukken ter voorbereiding, bezoek aan Wailisa en voor overleg met het uitvoerende installatiebureau in Ambon. 'Gelukkig heb ik de foto's nog'! Maar goed ik ga nu genieten van een maandje trekken door Sumatra en Java. Ik eindig dan op Bali en blijf daar een maand of 5. Ik heb weer een riant huis kunnen huren en ga daar op de middelbare school in Jengolo, vlakbij Yeh Gangga, Engels geven. En wie weet wat er nog allemaal op mijn pad komt. Yeh Gangga zal mijn uitvalsbasis zijn. Vage plannen zijn er al om weer even terug te gaan naar Flores en een bezoekje aan de Molukken sluit ik ook niet uit. En wie weet komt er nog wat bezoek, lijkt me gezellig. Het was deze keer wel lastig om te vertrekken. Tenslotte staat de wereld toch aardig in brand, terwijl ik mezelf onderdompel de komende periode in een heerlijk tropisch klimaat en de warmte en gastvrijheid van de Indonesiers. Bijkomend voordeel is dat ik niet meer lastig gevallen wordt door die lafbek van een lachebekje Rutten of ijdeltuiten als Frans Timmermans. Weliswaar erg prettig om mijn huis weer een flinke periode verhuurd te hebben, maar het afscheid van mijn hulpvragers van Humanitas was lastig. Met name maak ik mij zorgen over mijn Koerdische Syrier. De afgelopen periode werd ik niet echt blij van de non-begeleiding van de sociale dienst en de Groningse kredietbank. Het lijkt erop of daar alleen nog regelneukers werken, een enkele gunstige uitzondering daar gelaten. Met de bezuinigingen is blijkbaar ook de empathie en de persoonlijke begeleiding verdwenen. Enfin ik laat de boel de boel in Nederland de komende 6 maanden en ga hier lekker genieten. Morgen aankomst in Medan, de hoofstad van Sumatra en dan via Tangkahan, Bukit Lawan, Toba Meer, Sipirok, Bukittinggi naar Padang om van daar naar Yogyakarta op Java te vliegen. Op Java wat highlights die ik laat schieten, zodat ik daar het een en ander aan bezoekjes kan afleggen bij vrienden en kennissen. Via Tawangmangu en Malang naar de Bromo en die misschien wel even beklimmen voor de zonsopgang, want die blijft spectaculair ondanks de massaliteit van collega-toeristen, en dan via Kalimaru en Ketapang richting veerboot naar Bali. Op Bali via Lovina, Munduk en Ubud naar Sanur. Daar neem ik dan afscheid van mijn Sawadee reisgenoten, allen mede-pensionado's !!!!, en meld mij dan in Yeh Gangga. Thuiskomen een beetje. Een goede winter iedereen en jullie lezen het wel . . . . . . . . .

Tent te koop, een seizoen Stortemelk op Vlieland

Dáááámes . . . . ! ! ! áchter uítstappen en vóór ínstappen . . . . . . . . .!!!!!, roept de chauffeur van de bus nors en nadrukkelijk door zijn microfoon bij het eind- en beginpunt van de rit. Vervolgens weigert hij een oudere man  met zijn vouwfiets de toegang tot de bus. Toeristen met enorme koffers die gelogeerd hebben in het Posthuys en dus vanuit hun appartement  Robert ten Brink hebben kunnen bespieden, worden wél toegelaten. Tja, ‘regels’, verdedigt de chauffeur zich, blijkbaar wars van enige vorm van dienstbaarheid en flexibiliteit. Als de bus nou vol was, maar als er 12 mensen inzitten, dan is het veel. Mijn vooroordeel over buschauffeurs wordt voor de zoveelste keer bevestigd. Ik merk dat ik echt ouder en blijkbaar coulanter wordt, ik houd wijselijk mijn mond. Het is duidelijk dat we tegen het einde van het seizoen zitten. Bij het instappen beantwoordde de man mijn ‘goede morgen’ nog net met een onvriendelijk gemompel en zijn gezichtuitdrukking paste zich aan aan de zwaarbewolkte lucht. De autochtonen van Vlieland zijn ogenschijnlijk toe aan rust en vertrek van de gasten. De middenstanders benaderen je gewoonweg bot, een gunstige uitzondering wordt gevormd door de jonge seizoenswerkers in de horeca.

Naast mijn regelmatige verblijf in Indonesië ben ik dit jaar in het ‘warme seizoen’ regelmatig op Vlieland te vinden. Dat begon in april. Samen met een vriend en een zwager moest de afgelopen herfst in commissie aangeschafte vergrote Zilvermeeuw van de firma de Waard opgezet worden op onze seizoensplek  op Stortemelk. Aan het begin van het seizoen in april wordt de camping voornamelijk bevolkt door mede tent-opbouwers, voor het overgrote deel pensionado’s. Mijn leeftijdgenoten vormen de eerste twee maanden het grootste deel van de kampeerders. Iedereen is vriendelijk, maakt een praatje, en het lijkt er op of men elkaar al jaren kent. Stortemelk is een soort religie, generatie na generatie brengt hier al jaren de vakanties door. Nieuwe vrienden zijn snel gemaakt tijdens de afwas, door het lenen van kampeerbenodigdheden, en vooral tijdens gevraagde en ongevraagde, goed bedoelde raad en aanwijzingen bij het opzetten van de tent.

Zo tegen juni verandert de aanblik. Het kampeerterrein wordt een stuk voller, de jonge gezinnetjes met nog niet leerplichtige kinderschaar hopen op een goed voorseizoen. De Amsterdam-zuid bakfietsen, bolderkarren, huurfietsen met kinderzitjes staan gebroederlijk geparkeerd naast de oprukkende e-bikes.

Het aanbreken van de zomervakantie luidt vervolgens een periode in van een zeer volle camping. Vakantievierend Nederland meldt zich en dat levert een dwarsdoorsnede op, qua leeftijd dan, van het Nederlandse, voornamelijk witte volksdeel. Er is sprake van een hoog ‘Gooi-gehalte’. De Floors, Fleurs, Eric-Joosten, Bloesems, Hendrik-Jannen en Evert-Pieters worden voortdurend gemaand zich te melden voor de maaltijd of worden beschaafd gecorrigeerd en herinnerd aan de afspraken. De ‘kinderen-voor-kinderen’ rrrrr  viert hoogtij. De mannen der schepping voeren, gekleed in het Stortemelk uniform, te weten een korte kaki safaribroek met veel handige zakken en een polo van Lacoste of Ralph Lauren, het merendeel van de taken uit. Met name de kinderen kunnen rekenen op veel ‘quality-time’van hun carrièremakende vader. Paps neemt de kinderen mee naar het strand, de speeltuin, de kampwinkel of de wc. Een kort turfonderzoek van 60 minuten rond 18.00 uur op een willekeurige doordeweekse campingdag levert 76% afwassende mannen op, terwijl slechts 24% vrouwen en kinderen de vaat doen. Onze seizoenplek met direct zicht op de toegangspaden naar het sanitairgebouw staat borg voor  een uiterst vermakelijk schouwspel. Zo is vrij snel te leren hoe je je dient te gedragen als je behoort  tot het vrouwelijk deel van well-to-do Gooi en je wilt er bij horen. Drie verschillende outfitjes per dag is een must. King Louis jurkjes en rokjes, Desigualsetjes, diverse gestreepte shirtjes van verschillende merken en niet te vergeten je Uggs laarsjes, al vallen de kraaien van het dak! Die leuke, vlotte, vrijwel allemaal blonde Gooische vrouwtjes met bestudeerd slordige staartjes gaan er zelfs iets te stoer van lopen . . . . . Enfin, paps doet de kinderen en mams kan zich concentreren op het mooi lopen wezen en gezien worden.

Voordeel van dit soort publiek is overigens wel dat door de verantwoorde opvoeding van het kroost, de overlast op het terrein tot een minimum beperkt blijft. De Gooische ‘kids’ gedragen zich over het algemeen voorbeeldig, houden zich aan afspraken, spelen ouderwets gezelschapsspelletjes in de Bolder of sprokkelen hout voor het kampvuurtje op het strand die avond.

De één na laatste fase van het seizoen kenmerkt zich door een invasie van een enigszins alternatief volkje dat komt voor het grote muziekfestival ‘Into The Great Wide Open’, uiteraard door de kenners afgekort tot ‘ITGW’. Veel jonge mannen met grote baarden, dames met slordige staartjes met meeuwenveren, én toch weer een beetje hippie-achtige outfits. Het taalgebruik is snel en van deze tijd. “Hé gast . . . . . . . check je! . . . . . . Láááter”. Dit soort teksten worden gebezigd op weg naar de douche aan het eind van de middag, ter voorbereiding op de komende jacht, en dan niet alleen de jacht op een goede plek bij een van de concerten. De lucht in de sanitair-gebouwen wordt vergeven van een melange van diverse deo’s en andere geparfumeerde producten. De sfeer is fantastisch, er valt eigenlijk nauwelijks een onvertogen woord en van enige agressie is geen sprake. Het muziekaanbod is prima te volgen buiten de hekken van de drie prachtig gelegen locaties. Helaas ben ik niet in het bezit van het felbegeerd oranje entree-polsbandje, ik hoor er dus niet bij, en niet alleen wat betreft leeftijd. Dus het is behelpen met de dagelijkse disco in de Bolder, bedoeld als after-party. De jaren 70-80 muziek trekt voornamelijk oudere jongeren, die zich uitbundig uitleven op de dansvloer. Stortemelk vaart wel bij dit geweldige festival. De camping is overvol, plekken worden twee tot drie keer verhuurd. De ‘plee-ploeg’, een geuzennaam begreep ik van een van de schoonmakende jongeren, kan de boel niet aan. Het normaal goed verzorgde sanitair is ronduit smerig en niet berekend op deze sunami van feestvierende jongeren.

Na het festival met lovende kritieken bepalen de opruimers van de seizoenplekken het beeld op deze toch wel unieke camping. De pensionado’s nemen weer bezit van Stortemelk, de kampwinkel verkoopt  ‘leeg’ met 50% korting. Alsof de Russen al aan de grens staan, slaat menig leeftijdgenoot zijn slag, overvolle winkelkarretjes verlaten supermarkt  ‘Attent’, hamsteren voor komend seizoen.De bagagevervoerders rijden af en aan met opbergkratten en draaien vele overuren. Langzaam loopt de camping leeg en neemt men afscheid voor 6 maanden. In april volgend jaar zal de carrousel weer gaan draaien. Onze tent staat inmiddels te koop. Er heeft zich echter nog geen serieuze koper gemeld. Dus Stortemelk, waarschijnlijk tot over 6 maanden  . . . . . . . . . . .  

Halmahera

In een miezerig regentje haal ik nog even de was, een aantal panden verderop, en dan richting terminal met de auto van het hotel. Dacht ik nog even naïef dat dit een gratis service was van hotel Vellya, omdat de chauffeur ons al stond op te wachten . Die was uiteraard al ingeseind na het uitchecken. Enfin er heen moesten we toch.

In het wachthok bij de speedterminal worden we aangesproken door een chique dame, die daar zit te schuilen voor de regen. Zij lijkt haar Engels te willen oefenen, maar haar interesse voor ons lijkt verder te gaan. Zij blijkt de dochter van de voormalige gouverneur van de provincie Noord Molukken, die haar leven slijt als directeur Toerisme hier ter plekke. Wij worden uitgenodigd met haar mee te varen naar de overkant. Een buitenkansje, op een riante speed steken we over naar Halmahera. Onderweg maken we nader kennis en worden we met alle egards die passend zijn voor een westerse toerist behandeld. In Sofifi, sinds enkele jaren de nieuwe hoofdstad van de provincie Maluku Utara, staat haar chauffeur al te wachten en wij rijden naar haar kantoor. Zij heeft een vergadering en zal ons aan het eind van de middag uitgebreid bijpraten over de zaken die we moeten gaan zien op Halmahera. Haar kantoor is gevestigd in het splinternieuwe provinciale bastion, naast de ambtswoning van de gouverneur. Zoals zo vaak in Indonesië zijn bij de bouw kosten noch moeite gespaard om een prestigieus gebouw neer te zetten op een uiterst prominente plek, in dit geval even buiten Sofifi zelf. Een aantal jaren geleden heeft men bedacht dat Sofifi de nieuwe hoofdstad van de provincie moest worden. Decentralisatie van overheidsdiensten, kapitaalvernietiging, persoonlijke hobby? Zeg het maar . . . . . . . !!! Feit is dat Sofifi een modderig gehucht is, zeker in de regentijd, waar (nog) niets te beleven valt, er is niet eens een bank, een hotel of pinautomaat te vinden. Het is een verzameling modderige paden waar de triestigheid vanaf druipt. Het enige pluspunt is waarschijnlijk de centrale ligging, midden op Halmahera en een uurtje varen vanaf Ternate en Tidore. Het gros van de ambtenaren woont nog steeds in Ternate-stad en ‘speed’ dagelijks op en neer op kosten van de overheid. De bevolking mort, en nu schijnen er ook nog problemen rond de laatste gouverneursverkiezing te zijn. Dat resulteert regelmatig in protestbijeenkomsten bij het provinciehuis, zo ook vandaag. Onze gastvrouw wordt via een sluipweggetje naar de achterzijde van het gebouw geloodst om de demonstratie te ontlopen. Er liggen her en der glasscherven van ingegooide ruiten en we zien van een afstand een behoorlijk grote groep protesterende mensen. “Alles is veilig, jullie hoeven je geen zorgen te maken”, verzekert onze nieuwe vriendin ons. Het lijkt een routine te worden, deze protesten! Later zien we een niet onaanzienlijke groep politie/ME-ers door Sofifi rijden! Enfin, onze gastvrouw afgeleverd en wij werden naar een naburig hotel gereden, tamelijk nieuw en eveneens buiten Sofifi, en na het droppen van de bagage hier werden we op ons verzoek afgezet in het centrum van Sofifi.

Zoals gezegd, Sofifi stelt (nog) niet veel voor. We slenteren wat over de onverharde weggetjes, langs de markt en scoren een aardige lunch voor we met een ojek terug te gaan naar het hotel, in afwachting van een telefoontje van het bureau voor toerisme. Omdat dat even op zich laat wachten wandelen we wat rond en gaan op zoek naar de ATM die zich volgens een reclamebord in het gouverneursgebouw zou bevinden. Mandiri is ‘out of order’ , onduidelijk is of dit het gevolg is van de relletjes van vanochtend. De glasscherven zijn nog niet opgeruimd!

Aan het eind van de middag meldt Nurlaila zich met haar secondanten. Haar rechterhand, Kris, heeft het meest te melden en zal zijn contactpersonen op de hoogte stellen van onze komst. Wij kunnen volstaan met een telefoontje bij aankomst en dan zal het allemaal goed komen. Na nog wat groepsfoto’s is er een hartelijk afscheid, en de belofte van onze kant om onze ervaringen terug te koppelen. Vielen we toch wederom met onze neus in de boter door deze ‘toevallige’ ontmoeting.

Omdat Sofifi en de directe omgeving ervan weinig meer te bieden heeft worden we de volgende ochtend opgehaald door de chauffeur van de dienst toerisme en afgezet bij de speedterminal. Daar werden we overgedragen aan een andere chauffeur die ons voor 100.000 Rupiah naar Tobelo zou brengen, een ritje van een uur of drie, inclusief een stop bij een chauffeurscafé/wegrestaurant. In al die jaren dat ik in Indonesië gereisd heb, heb ik nog nooit in een auto gezeten die boven de 100 km per uur reed. Vandaag kwam daar verandering in. Deze niet van ADHD-trekjes gespeende jongeman trapte het gaspedaal moeiteloos naar de 130 km per uur op weliswaar kwalitatief goede wegen, maar niet breder dan een B-weggetje. Onderweg was er al rijdend ook nog ruimte om kreteks te roken, te sms-en en half passerend Halmahera te groeten of te becommentariëren. Blij dat we uiteindelijk konden afrekenen in Tobelo en onze intrek konden nemen in het geadviseerde hotel Regina, uiteraard zou ik bijna willen zeggen, uitgebaat door een Chinese Indonesiër. Het grootste deel van de middenstand hier in Tobelo schijnt in handen te zijn van deze hardwerkende bevolkingsgoep.

Tobelo is een zeer levendige en plezierige stad. Het bruist aan alle kanten, het straatbeeld wordt bepaald door de talloze bentors. En een haven biedt vrijwel altijd een aangenaam bezoekje, zo ook hier. Rijen met containers, veelal gevuld met tropisch hardhout vormen de afscheiding met de rest van de stad en fungeren eigenlijk als een soort pakhuizen. Het ouderwetse sjouwwerk is hier nog volledig in zwang. Zwoegende havenarbeiders zijn in de weer met zakken cement, copra – een van de belangrijkste exportproducten hier – en eindeloos veel dozen met levensmiddelen. Opzichtertjes noteren in notitieblokjes nauwkeurig het aantal stuks per sjouwer! Loodzware omstandigheden onder de brandende zon, de ARBO zou hier goud kunnen verdienen met het uitschrijven van boetes, gerekend naar Nederlandse maatstaven!

Tussen de haven en de hoofdstraat ligt traditioneel de markt. Deze nodigt als altijd uit tot het schieten van vele plaatjes. Het grootste deel van de vis- en groentemarkt is overdekt en verschilt niet erg van alle andere Indonesische markten. Iedereen is vriendelijk, vrolijk en in voor een praatje. Hilariteit alom als ik de net gemaakt foto’s laat zien.

’s Avonds meldt zich de eerste ‘vriend’ van Kris, om het programma voor de volgende dag te bespreken. Hij is nog wat vermoeid, want hij is net terug van de beklimming van de vulkaan met een sportieve Italiaanse toerist. Wij gaan uiteindelijk voor een dagtocht met auto en chauffeur, vriendje van zijn gereformeerde gemeente, inclusief een door zijn vrouw gekookte lunch. De beklimming van de vulkaan laten we over aan de jeugd . . . . . . . . !

Tidore

Op 24 februari is Tidore het doel van een dagtochtje vanaf Ternate. Met een ojek trekken we richting terminal in Bastiong. Het haventje is een en al bedrijvigheid. Het ligt er vol met allerlei speeds in allerlei soorten, maten en staat van onderhoud. Zo links en rechts geïnformeerd naar de prijs van een overtocht, en uiteindelijk gaan we voor 5000 rupiah per persoon over op een wat langzamere boot. Dit bootje vervoert naast een 20-tal passagiers met zeer uiteenlopende bagage, zeker 20 brommers, routineus vastgebonden boven op het dak. Weer hebben we mazzel, we worden gemaand snel aan boord te gaan, de boot is vol en gaat dus vertrekken. Binnen een half uurtje zijn we in Rum aan de noord-west kant van Tidore. Daar worden we uiteraard opgewacht door een leger van aanbieders van diverse diensten. Voor 150.000 rupiah per persoon willen twee heren ons wel een rondje Tidore laten beleven, achter op hun brommer. Een hele dag in de brandende zon achter op een brommer lijkt me niet echt aantrekkelijk. Een zich wat bescheiden opstellende chauffeur vraagt 300.000 rupiah voor een rondje Tidore. We nemen niet eens de moeite om te onderhandelen en stappen direct in zijn auto met AC. Rum heeft op zich niet echt iets bezienswaardigs te bieden, dus direct maar richting de hoofdplaats Saosiu.

Tidore blijkt een stuk rustiger te zijn dan Ternate, er wonen ook veel minder mensen. Onderweg stoppen we een aantal keren voor een korte Japanse fotosessie met prachtig zicht op de Gamalama op Ternate, de Kiematubu en het eilandje Maitara. Onderweg stagneert onze tocht even. Er is een kleine file ontstaan door een bescheiden volks oploop vlak voor het hoofdstadje. De strijdende partijen zijn naar het ‘gemeentehuis’ begeleid om de boel op te lossen. Ramptoerisme is in zo’n ingedut dorp een welkome afwisseling tijdens het dagelijks bestaan, dus iedereen spoedt zich richting centrum om te smullen van andermans leed!

Na een uur zijn we uiteindelijk in de hoofdstad, een wat ingedut provincie stadje, wel heel keurig. Het is sinds 1999 wel weer de woonplaats van de opnieuw geïnstalleerde sultan. Tijdens het Soekarno tijdperk werd hij afgezet, maar eind vorige eeuw werd het sultanaat weer in ere hersteld. De sultan woont riant in een knots van een villa met zeezicht. Voor het huis ligt een voetbalveld waar regelmatig festiviteiten plaatsvinden, naast wat potjes voetbal.

In het dorp worden we uitgenodigd door de beheerder van de begraafplaats van de sultan en zijn familie. Een keurig onderhouden graf, o.a. van de vader van de huidige sultan. Een volgelingzit er te bidden of te mediteren tijdens ons bezoekje.

Er is nog een toeristische trekpleister, een van oorsprong Spaans fort, Benteng Tohula. Het geheel ziet er wat gereconstrueerd uit, met hier en daar ook nog wat overwoekerde resten en wat hopen stenen. Het hele complex oogt prima verzorgd, de entourage sluit naadloos aan bij de keurige aanblik van heel Tidore. De Tidoreanen houden hun eiland mooi schoon, er is weinig zwerfvuil, er zijn fleurig geschilderde huisjes met modeltuintjes vol bloeiende bloemen en hier en daar een fruitboom.

Na deze toeristische ‘hoogtepunten’ resten ons nog wat fotostops onderweg terug naar Rum. Daar arriveren we rond een uur of drie en met een wat snellere boot varen we terug het haventje van Bastiong op Ternate. Een uitstekende verlate lunch hier aan de haven zorgt voor wat extra energie. We besluiten langs de kust richting centrum te wandelen op jacht naar anzichtkaarten en de gigantische moskee die nog afgevinkt moet worden. Van Bastiong richting centrum is men druk doende een soort boulevard aan te leggen. Een prijzig en langdurig project blijkbaar, want zo te zien ligt het werk al een tijdje stil. De trottoirs liggen er al wel, en een aantal voortvarende ondernemers hebben er al wat warungs gebouwd. Alom vriendelijkheid en het aanbod om even mee te borrelen met zelf gestookte ‘sopi’; de Molukse jenever. Erg lekker om daar een slokje van te nemen. Nog wat aan de vroege kant en toch ook gemaand tot voorzichtigheid i.v.m. de onbetrouwbaarheid van de kwaliteit slaan we het aanbod beleefd af! De moskee is overigens werkelijk indrukwekkend complex, gelegen aan een brede laan, direct langs de zee.

Qua ansichtkaarten valt er niet veel te score. de Indonesische variant van Polares, Granmedia, biedt ook geen uitkomst. Het versturen van kaartjes zit blijkbaar (nog) niet in het systeem en er is waarschijnlijk ook nauwelijks geen vraag naar.

Huiswaarts met de ojek en pakken voor de dag van morgen. We zijn op onze wandeling een andere speed terminal tegen gekomen en weten we nu waar we moeten zijn voor de overtocht naar Halmahera.

Ternate

Ternate en Tidore zijn beide prachtige eilandjes. Vulkanisch uiteraard, zou ik bijna zeggen, en met een zeer rijke historie. En ook hier hebben wij ons als Nederlanders in het verleden schandalig gedragen op jacht naar het grote geld. Er is hier wat afgemoord en verwoest om het monopolie te verkrijgen op de kruidnagelhandel! Gedoe met de Portugezen, Spanjaarden, Engelsen en de sultans van Ternate en Tidore. Soms waren we bondgenoot van de een, dan weer van de ander, net wat het meest in onze geldkraam te pas kwam. Enfin men is hier in deze regio niet echt haatdragend, het is allemaal verleden tijd en zoals al eerder opgemerkt, de Indonesier is een ras optimist en kijkt bij voorkeur vooruit in de tijd, al is het niet al te ver!

Na aankomst in Ternate stad en het droppen van de baggage in het ‘top choice’ Bukit Pelangi Hotel, volgens de Lonely Planet, op wandelavontuur door de stad. Uitstekende lunch gescoord op de terminal van de bemo’s en daarna op zoek naar het eerste fort ‘Benteng Kalamata’ ten zuiden van Bastiong. Een aardig gerestaureerd en keurig onderhouden geheel en prachtig gelegen aan het water met zicht op Tidore. Omdat het bloedheet is besluiten we met de ‘ojek’, dus als duopassagier achter op een brommertje, richting ‘Benteng Oranye’ te gaan. De heren van de ojek zijn niet geheel zeker van de locatie, maar uiteindelijk vinden we de goede plek. Als groentje in deze stad en onwetend voor wat betreft de prijzen hier, betaal ik te veel na de wat boze blik van de dapperste van het stel als ik hem 2 biljetten van 10.000 rupiah denk te geven.

Aardig om te zien hoe dit enorme complex gewoon nog gebruikt wordt door de Indonesische landmacht, inclusief de medische wijkpost in het vroegere gebouw van het lazaret. Verder treffen we er de plaatselijke VVV. Een uiterst vriendelijke dame neemt ruim de tijd om in prima Engels het een en ander te melden en te regelen. Het lijkt een dienst met een waterhoofd, want er schijnen een man of 40 te werken hier. Wat die allemaal doen is ons een raadsel, want zoveel toeristen komen we niet tegen, wel geteld één in 4 dagen! Maar goed, men is bezig Ternate op de kaart te zetten naar verluidt , de folder ziet er prachtig uit en is gedrukt op zeer duur papier. Nu nog wat aan de weg timmeren in Europa én de nieuwe Aziatische toeristentsunami deze kant zien op te krijgen . . . . . . . . . . . !

Cut (spreek uit Tjoet) laat ons kennis maken met Budi, hij is een dag onze chauffeur en zal een rondje Ternate met ons doen. Kosten 350.000 rupiah en verder is de catering en de benzine voor onze rekening. Budi kan het echter niet nalaten om naast zijn ruime fooi en het benzinegeld nog wat extra te vragen. Jammer na een verder zeer aangename en gevarieerde tocht.

Allereerst vinkten we ons derde fort af, voor een bescheiden donatie bewonderden we het goed onderhouden, van oorprong Portugese fort ‘Tolucco’, met een wat saaie tuin. Wederom goede vergezichten vanuit deze strategische plek.

Volgende stop is Batu Angus, een ‘lava-tuin’, ontstaan na de laatste uitbarsting van de Gamalama. Aandoenlijk aangelegde paden en bloemenperkjes, klaar voor de tourist. Tegen de wijzers van de klok in vervolgen we ons weg richting Tobolo voor een koffiestop bij een typisch op zijn Indonesisch aangelegde uitspanning. Echt een familieplek waar het op de overdekte picknick hutjes goed toeven is. Verderop nog een strandje afgevinkt, Pantai Sulamada. Hier schijnt ook gedoken en gesnorkeld te kunnen worden, zelfs vanaf het strand! Een beetje projectontwikkelaar likt zijn vingers af bij het zien van de potentie van deze strandjes. Overigens is het opvallend hoe goed de wegen hier zijn, in ieder geval de hoofdweg die het hele eiland rond gaat. Gevraagd naar de reden van deze prima infrastructuur, meldt iemand dat het waarschijnlijk komt omdat in deze uithoek van Indonesie, ver van Jakarta, minder corruptie is. Als gevolg daarvan wordt er minder gesjoemeld met de kwalteit van het asfalt. Bovendien is er een 5-jaren plan voor het onderhoud van de wegen. Ongekend toch . . . . . .!

Indrukwekkend is het Tolire meer, we bezoeken Tolire Besar. Doet me een beetje denken aan Kelimutu op Flores, hoewel hier niet van die prachtige kleuren zijn.

Naast de goede wegen valt ook op hoe schoon en verzorgd het overal is. Er is weinig zwerfafval en er zijn zelfs her en der afvalbakken geplaatst. Natuurlijk wordt er nog wel op verschillende plekken in ruime mate afval verbrand, maar even voorbij het meer bevindt zich een grote vuilnisbelt. Budi wilden ons behoeden voor de stank, maar in het kader van mijn projektje toch maar even een fotostop ingelast. En wat blijkt, er wordt aan afvalscheiding en recycling gedaan. Naas een groot aantal koeien die zich hier blijkbaar te goed doen aan het welig tierende gras, blijken er tamelijk veel mensen te werken én te wonen op de vuilnishopen.

We zijn nu duidelijk aangeland in een wat afgelegen gebied, want het kost moeite om een lunch te scoren. Uiteindelijk arriveren we na tig keer vragen bij een restaurantje aan weer een mooi strandje, Pantai Kastela ligt prachtig. Een dappere ondernemer heeft er wat voorzieningen gebouwd en aangelegd, waaronder een zwembad met een heuse hoge duikplank. Ton viert hier zijn 60ste verjaardag met een heerlijk gebakken visje!

Na het afvinken van ons vierde fort, ‘Benteng Gambamo’, rijden we door naar Danau Laguna. Een prachtig meer met spectaculaire vergezichten. Eerst dit moois van boven bekeken en vervolgens afgedaald naar het meer zelf. Er wordt vis gekweekt en een soort waterspinazie.

Tenslotte rijden we de cirkel rond om als laatste de ‘Cenkeh Afo’ te zoeken. Een kruidnagelboom die per gids varieert in leeftijd. De een heeft het over 350 jaar, een andere spreekt van 400 jaar. Hij is in ieder geval oud en het kost enige moeite om er te komen. En tot overmaat van ramp begint het tijdens te wandeling terug nog te regenen ook. Handig zo’n paraplu die je in de auto achterlaat! Maar alles bij elkaar zoals gezegd een welbestede dag.

Inmiddels hadden we Bukit Pelangi verruild voor een wat ruimere kamer in hotel Vellya. Vanaf hun balkon heb je het uitzicht van de vulkaan die staat afgebeeld op het biljet van 1000 rupiah. Van hieruit nog een dagje zelf erop uit in kota Ternate. Informatie ingewonnen over de speeds naar Tidore en Halmahera, en verder de gigantische vis- en groentemarkt bezocht. Het kraton was aanvankelijk gesloten tot na een uur of 3 in verband met het moskeebezoek van een ieder op de vrijdagmiddag. Na 3-en dachten we het museum te bezoeken, maar het splinternieuwe gebouw was nog volkomen leeg. De gehele collectie bevond zich nog in het huis van de sultan, kwamen we later achter. Dus maar wat gedwaald over het complex na toestemming van een vage medewerker die daar uiteraard een ‘donatie’ voor verwachtte. Even dachten we de sultan zelf gespot te hebben, in een gezelschap van oudere in traditionele kleding gehulde heren, maar toen ik de foto aan een autochtoon liet zien, glimlachte hij beleefd, en vertelde dat dat toch echt niet de sultan was.

Sulawesi - Bunaken

De Bunaken, voor duikers schijnt het een soort Walhalla te zijn, dat je afgevinkt dient te hebben aan het eind van je duikersleven. Gewapend met de informatie van een kennis die er net geweest was, belde ik met de eigenaresse van een betaalbaar resort. Weliswaar had Marieke gewaarschuwd, dat met name in dit seizoen de zuidkust tegenover Manado ernstig te lijden heeft van de rotzooi die daar niet in de vuilnisbakken terecht is gekomen. Maar wat we hier aantroffen tart werkelijk ieder voorstellingsvermogen. Op Bali ben ik wel het een en ander gewend qua vervuiling, maar het strand bij het prachtig gelegen ‘Panorama Bunaken’ is bezaaid met voornamelijk plastic en afvalhout. De uitbaters meldden dat een mannetje of vier dagelijks het strand in de vroege ochtend schoonmaakt. Maar het is natuurlijk redelijk frustrerend om dag in dag uit het afval van de verworvenheden van de westerse consumptiemaatschappij te moeten opruimen. De Bunaken mag dan het predicaat ‘Nationaal Park’ hebben, inclusief een toeristenbelasting, de overheid of de beherende instantie steekt geen pink uit om iets aan het drama te doen. Waar de tamelijk pittige toeristenbijdrage dan wel blijft is onduidelijk, dit tot grote frustratie van de ondernemers hier op het eiland, die ook nog de gebruikelijke forse horecabelasting moeten afdragen.

Aan de infrastructuur wordt het in ieder geval niet uitgegeven hebben we geconstateerd. Er loopt één pad over de lengte van het eiland, min of meer verhard, de ‘zijpaden’ kronkelen zich door het overal gekapte nu voormalige tropisch regenwoud, in deze periode modderig en spekglad, naar de diverse resorts.

Toch is het hier echt een paradijsje, zeker als je met je snorkeltje en zwemvliezen de onderwaterwereld binnen zwemt. Iedere dag van ons verblijf sluiten we ons aan bij het duikersgilde, voornamelijk bestaand uit één rijke Rus die iets in de olie doet en bij de buren logeert. Hij duikt een keer of drie per dag en financiert in feite het bootje waar we mee op avontuur gaan. Voor een schijntje profiteren we hiervan. Meedrijvend met de stroom genieten we van al het moois onder water. Heerlijk om hier langzaam af te kicken van de vliegreis en plannen te maken voor het vervolg van onze reis. Het eten is hier fantastisch, met uitzondering van het ontbijt, bij de lunch en het diner iedere dag een rijke dis met een keur aan vis, meestal een kipgerecht en heerlijke groentes.

Er blijkt een dorpje te zijn op dit eiland, keurig opgedeeld in een wijkje voor de christenen en een voor de moslims. De christenen hebben een soort mini-kathedraal, uigevoerd in roze en paars, zeer prominent in hun gemeenschap gebouwd. Iets minder protserig is het moslimgedeelte voorzien van een moskee. De bevolking is uiterst vriendelijk en behulpzaam. Er heerst een prettige en ontspannen sfeer! Rond de hangplekken wordt bloedfanaat een soort voet-volleybal gespeeld met een klein van bamboescheuten gevlochten balletje. De mannen prutsen verder wat aan hun bootjes of vertellen elkaar onder het genot van een kreteksigaretje de wetenswaardigheden van de afgelopen dag, onder de bomen op het smalle strandje. Ik krijg de indruk dat de meeste mensen leven van de visserij en de verhuur van hun bootje aan duikers en snorkelaars. Verder is men voornamelijk gericht op het aan de overkant gelegen Manado. De ferry vaart dagelijks om een uur of acht richting vaste land en aan het eind van de middag vaart hij weer terug naar de Bunaken. Alleen op zondag vaart de boot frequenter, zodat er dan sprake kan zijn van dagjesmensen. Wij nemen een ‘watertaxi’ terug naar ons resort en wijden ons verder aan een aantal dagen onthaasten!

Na een dag of vijf is het tijd om dit paradijsje te verlaten, en terug te keren naar Manado. Wat gelanterfant in deze toch wel wat saaie stad, en ons voorbereid op de vlucht de volgende dag naar de Noord Molukken, meer bepaald Ternate. In alle vroegte richting vliegveld de volgende ochtend met een ‘blue bird’ taxi. Dit taxibedrijf verspreidt zich zo langzamerhand als een olievlek over de gehele archipel, als grote concurrent van de balende free-lance chauffeurs. De eigenaren/bedenkers van dit concept moeten inmiddels stinkend rijk zijn. Het schijnt dat een blue-bird chauffeur slechts 30% aan de ritprijs overhoudt en dat is dan ook nog exclsief benzine!

De vlucht naar Ternate verloopt weer voorspoedig, dit keer met Wings Air, een dochter van Lion Air, wat een prijsvechters bijdrage oplevert voor het overgewicht aan baggage (slechts 10kg pp toegestaan!). We vertrekken dit keer 10 minuten te vroeg. Alle passagiers zitten op hun plek, dus deuren dicht en opstijgen maar. Waarom zou je onnodig wachten. Ik blijf me verbazen over het efficiente binnenlandse vliegverkeer hier in Indonesie. Weliswaar is e rook regelmatig sprake van wat vertraging, maar over het algemeen heb ik niet te klagen, zeker als je het gigantische aantal vluchten en bestemmingen bekijkt.